Het groene kaartje
In mijn brievenbus lag twee weken geleden een groen kaartje en zonder te lezen wat er op stond wist ik meteen wat het betekende. Was er weer een jaar voorbij gegaan zonder dat ik het besefte? Een geluk dat er nog instanties zijn zoals de autokeuring die voor ons de tel bijhouden.
Al vele jaren boezemt dat groene kaartje mij geen angst meer in, maar dat was wel anders toen ik achttien was en de kaart voor het eerst ontving.
Zelf was ik toen jong, maar mijn auto was oud. Omdat ik vreesde dat hij zou afgekeurd worden schoot ik in actie. Ik waste mijn auto, wat me op verbaasde blikken van de buren kwam te staan wegens nog nooit gebeurd, en op de veelvuldig aanwezige roestplekken plakte ik stickers van een toenmalig bekend oliemerk.
Ik zie het nog voor me hoe ik met trillende handen op mijn stuur aan het keuringscentrum achteraan de rij auto’s aansloot. Toen er na lang wachten een man in een grijze overall naar mij zwaaide vanuit een grote poort in die imposante hangar, reed ik het hol van de leeuw binnen. “Papieren van de auto alstublieft”, kreeg ik vervolgens te horen alsof ik aan onze landsgrens was tegengehouden door een achterdochtige douanier.
Ik weet nog hoe ik in mijn handschoenenkastje, dat al lang niet meer dicht ging, op zoek ging naar de juiste documenten en noodgedwongen een wanordelijk pak papier overhandigde aan de fronsende controleur. Nadat hij gelukkig gevonden had wat hij zocht, verzocht hij mij om de standlichten van mijn voertuig aan te steken.
Die vraag veroorzaakte een kortsluiting in mijn brein. In welke stand moest dat hendeltje nu ook weer staan om de standlichten aan te zetten? Wie gebruikte eigenlijk die standlichten? Ik alleszins niet. Na enkele vruchteloze pogingen lukte het mij, maar dan vroeg hij me om de motorkap te openen. Het zweet brak me weer uit want ik wist dat dit ook met een hendeltje moest gebeuren maar waar bevond zich dat verdomde ding nu weer? Toen ik al enkele minuten voorovergebogen en gewrongen in de kleine ruimte onder mijn dashboard tevergeefs aan het zoeken was, voelde ik opeens een tik op mijn schouder.
Ik werd vriendelijk doch kordaat verzocht om het voertuig te verlaten en me naar de wachtruimte te begeven. Met een mix van schaamte en opluchting maakte ik me snel uit de voeten en vervoegde enkele lotgenoten die in een soort bushokje aan het wachten waren op de verlossing of de vloek.
Het is toen gelukkig goed afgelopen, maar dat waren natuurlijk andere tijden. Vandaag verloopt alles veel vlotter en maak ik me geen zorgen meer. Toen ik dus gisteren ter plaatse aankwam en de lange rij van bestuurders zonder afspraak voorbij reed in mijn jonge auto, was ik er praktisch zeker van dat ik binnen twintig minuten weer thuis zou zijn.
Tot de bebaarde technieker me met een strenge blik vroeg waar hij het volledige chassisnummer van mijn voertuig kon vinden. Terwijl ik zenuwachtig mijn handschoenenkastje opende en de eerste zweetdruppels op mijn voorhoofd voeldeparelen, was ik plots weer even achttien. Maar niet in de omstandigheden hoe ik weer achttien zou willen zijn.