Verhalen van ‘t volk
WEERDE – Talloze volksverhalen gaan rond die de bewoners al generaties lang de stuipen op het lijf jagen. Legendes zoals die van de ‘kleudde met z’n keet’ en andere spookachtige verschijningen houden de inwoners ’s nachts binnen. Deze verhalen zijn diep geworteld in de lokale geschiedenis en cultuur en worden van generatie op generatie doorgegeven.
Kleudde
Ook Weerde kende de angstaanjagende legende van de ‘Kleudde met z’n keet’.
Telkens als de Weerdenaars ’s nachts van de kermis in Elewijt naar huis terugkeerden via het brugje over de Baerebeek, dook Kleudde op. Met zijn demonische ogen en verwrongen gedaante joeg hij de mensen de stuipen op het lijf. Sommigen werden zonder pardon de beek ingesmeten, terwijl anderen gedwongen werden hem op hun rug over de beek te dragen, met zijn ijskoude adem in hun nek.
Om deze angstaanjagende ontmoetingen te voorkomen, hadden de jongeren van Weerde een slim plan. Na de kermis vormden ze een groep en keerden luid fluitend en zingend terug naar huis. Het lawaai leek Kleudde af te schrikken; hij bleef dan weg, verborgen in de schaduwen.
Toch bleef de angst voor Kleudde diep geworteld in de harten van de Weerdenaars. Velen zochten bescherming in de OLV kerk in Vilvoorde, waar een speciale ceremonie hen zou beschermen tegen de boze geest. Ze lieten zich ‘overlezen’ in de hoop zo de vloek van Kleudde af te wenden.
De legende van Kleudde werd van generatie op generatie doorgegeven, steeds gruwelijker. Nieuwe verhalen over ontmoetingen en ontsnappingen hielden de angst levend. Het advies bleef hetzelfde: vorm een groep, maak lawaai, en vermijd de Baerebeek als de nacht valt.
Zo bleef de kleudde met z’n keet rondspoken in de verhalen, een eeuwige waarschuwing voor de inwoners van Weerde. De angst voor de duisternis en wat daarin schuilgaat, bleef altijd bestaan.
‘Pak hem!’
Karel Bessendorfer ging zijn verloofde bezoeken in de Hoogstraat in Zemst. Toen was die straat nog een onverhard weggetje dat ’s nachts door weinigen werd betreden, want het zou er spoken. Laat in de avond, op weg naar huis, nam Karel liever een omweg door een aardappelveld om de geesten te vermijden.
Op een nacht hoorde hij plotseling achter zich: “Pak hem, pak hem!” Karel zette het op een lopen en hoe sneller hij rende, hoe luider en dichterbij de stemmen kwamen. Paniek overmande hem, en zijn hart bonsde in zijn borst. De geesten leken hem te achtervolgen, hun dreigende kreten steeds luider.
Plotseling voelde hij iets tussen zijn benen waardoor hij struikelde en een harde val maakte tussen de aardappelplanten. Hij krabbelde snel weer overeind en rende door, met angst in zijn ogen, totdat hij eindelijk heelhuids thuis arriveerde.
Volgens Willem B., die beweerde dat dit echt gebeurde in 1920, was Karel waarschijnlijk slachtoffer van zijn eigen verbeelding. Het ruisen van zijn fluwelen broek in de wind had wellicht de angstaanjagende stemmen nagebootst. De “stok” die hem liet struikelen, bleek een vergeten hark te zijn die in het veld lag.
Hoewel er een logische verklaring was, bleef de ervaring voor Karel levensecht en angstaanjagend. Het verhaal werd een waarschuwing voor anderen om ’s nachts niet door het spookachtige veld te lopen. De schrik die Karel die nacht voelde, zou hij nooit vergeten.
Tekst: Sylvie Dehasque,
foto’s: via open A.I.
Cartoon: RuMo