Select Page

Verhalen van ‘t volk

Verhalen van ‘t volk

ZEMST-LAAR – De naam “Laar” verwijst naar een mysterieuze open plek in het bos, een plek die eeuwenlang in verband werd gebracht met duistere ontmoetingen. Volgens oude verhalen was dit geen gewone plek, maar een verzamelplaats voor druïden, elfen en kabouters.

Vooral de elfen zouden ’s nachts samenkomen op een plek die bekendstond als de ‘Halven Steen’. Maar wie goed luisterde, wist dat ‘halven’ eigenlijk een verbastering van ‘alfen’ of ‘elfen’ was. Hier, onder de dekmantel van de nacht, vierden de elfen wilde feesten en beraamden ze sluwe plannetjes om de mensen te plagen.

De kabouters, kleine wezentjes die in het gebied rond het Beekveld leefden, voegden zich bij deze kwelgeesten. Deze norse, koppige ventjes hielden zich schuil in diepe, verborgen holen die voor mensenogen onzichtbaar bleven. Niemand waagde zich in hun domein, want het Beekveld stond ook bekend als een spookachtige plek. Eenmaal daar, riskeerde je meer dan alleen een ontmoeting met de kabouters. Toch waren ze vooral speels in hun wraak: ze sneden de teugels van paarden door, kapten kolen omver, gooiden boerenwerktuigen in de mestput en haalden andere kattenkwaad uit. Het waren geen wezens van puur kwaad, maar eerder eigenzinnig en boos op de mensenwereld.

Met de tijd veranderde Laar. Op de open plek verscheen een mysterieus bouwwerk: de ‘halve steen’. Hoewel velen dachten dat de elfen en kabouters vertrokken waren, bleef de plek een duistere reputatie houden. De steen die nu oprijst op de plek waar ooit de elfen dansten, zou een andere, sinistere geschiedenis verbergen. De schaduwen van het verleden fluisteren nog steeds langs de randen van Laar, en niemand weet wat er écht onder die steen verborgen ligt…

Kwade hand

In het dorpje voelde een oude boer, iedere avond opnieuw, een ondraaglijke kriebeling in zijn benen. Het leek alsof duizenden mieren over zijn huid marcheerden, bijtend en stekend, zonder dat hij zich kon verweren. Wanhopig en uitgeput lag hij op een avond in bed, toen de pastoor onverwacht op bezoek kwam om de
St.-Pieterspenning te innen. De boer, bezweet en bleek, smeekte om hulp en vertelde de pastoor over zijn vreemde kwellingen.

De pastoor, met een kille blik in zijn ogen, zei vastberaden: “Ik zal u van die kwade hand verlossen.” Hij maakte een kruisteken en mompelde oude gebeden terwijl hij zijn handen boven de benen van de boer hield. Plots klonk er een griezelig gekraak vanuit de hoek van de kamer, achter het oude behang. De temperatuur in de kamer daalde, en iets onheilspellends leek de ruimte te vullen.

Opeens verscheen er een grotesk, zwart beest, krioelend en sissend, alsof het uit de duisternis zelf was opgestaan. In een flits van actie verpletterde de pastoor het wezen zonder aarzeling. “De kwade hand zal u nooit meer deren,” fluisterde hij, terwijl de schaduw van het beest verdween.

De boer bleef in stilte achter, met slechts de echo van het onheil in de lucht.

foto’s: via open A.I.

About The Author

Sylvie Dehasque

layout en eindredactie