Verhalen van ‘t volk
ZEMST – Vlak voor de Eerste Wereldoorlog deden nog verhalen de ronde over de beruchte korenpaters, ook wel “bloeipaters” genoemd. Deze mysterieuze, bijna demonische figuren hielden zich schuil in de dichte velden van het koren. Ze waren onzichtbaar voor het oog, maar hun aanwezigheid werd altijd gevoeld. Iedereen die het aandurfde om tussen het hoge graan te dwalen, wist dat hij of zij in de gaten werd gehouden.
De korenpaters waren vooral een nachtmerrie voor geliefden die in het koren stiekem samenkwamen. Men fluisterde dat de paters speciaal loerden op koppels die zich tussen de halmen aan hun passie overgaven. Velen die het aan-
durfden, werden opgeschrikt door een plotseling geritsel of een ijskoude adem in hun nek, waarna ze in paniek het veld uit vluchtten. Niemand wist precies wat de korenpaters zouden doen als ze je te pakken kregen, maar de angst alleen al was genoeg om liefdesaffaires op die plek te vermijden. Hun onzichtbare aanwezigheid zorgde ervoor dat het korenveld geen veilige schuilplaats was voor geliefden.
Maar de korenpaters hadden het niet alleen op verliefde stelletjes gemunt. Ze waren ook de schrik van ongehoorzame kinderen. Er werd gezegd dat als een kind zich niet gedroeg, de korenpaters hen in hun graanrijk konden lokken en nooit meer zouden laten gaan. Wat er dan precies gebeurde, wist niemand. Het enige dat zeker was, is dat niemand vrijwillig in hun buurt wilde komen.
Ouders waarschuwden hun kinderen altijd en vrome bewoners bezochten regelmatig de pastoor of een klein kapelletje om te bidden dat de korenpaters hen met rust zouden laten. Want in Zemst wist iedereen: de korenpaters waren er, en ze wachtten altijd, verscholen in het graan.
Spookstraat
Niet lang geleden verdween de beruchte ‘spookstraat’ in Zemst, een mysterieus pad dat diep in het Schom lag. Het was een hobbelige aarden weg, omzoomd door oude knotwilgen die, wanneer hun lange takken gesnoeid waren, vreemde, grillige vormen aannamen. Wanneer de schemer viel, leek het alsof de bomen tot leven kwamen en dan… spookte het er.
Jaren geleden reed een boer op een late avond door de spookstraat. Hij hield zijn riek stevig vast, klaar voor wat er ook op zijn pad zou komen. Niemand koos dit pad zonder noodzaak, zeker niet na zonsondergang. Plotseling begonnen de knotwilgen te kraken, hun takken bewogen als armen en strekten zich uit naar de boer. Zijn hart klopte in zijn keel terwijl hij met zijn riek zwaaide, de scherpe tanden flitsend in het maanlicht. Maar de weg werd smaller, en een tak greep hem vast, net zoals in het oude verhaal van Absolom. Daar hing hij, spartelend, gevangen tussen de wilgentakken. Zijn paard, zich van geen kwaad bewust, stapte rustig verder en bereikte zonder hem het huis.
De boerin, geschrokken toen ze het paard alleen zag, riep de buren bij elkaar. Gewapend met hooivorken en harken trokken ze naar de spookachtige weg. In de verstikkende stilte vonden ze de boer bewusteloos op de grond, bleek van angst.
Toen hij bij bewustzijn kwam, vertelde hij zijn verhaal. Sommigen geloofden hem meteen, anderen twijfelden. Maar één ding was zeker: iedereen die nog door de spookstraat ging, deed dat voortaan met knikkende knieën. Zelfs de mensen die erom lachten, verstomden zodra ze de straat betraden. Want in de spookstraat… lachte niemand meer.
Tekst: Sylvie Dehasque, foto’s: via open A.I.